Sponsors


  skyblock.nl  

menu

Magic IT Gratis computer training

Netwerken


1: Basis Netwerken


IP, een korte inleidende cursus.

De basis van het Internet wordt gevormd door het Internet Protocol (IP). In de hierop volgende cursus worden de basis bouwstenen van IP communicatie besproken. Per onderdeel dat in de onderstaande hoofdstukken beschreven wordt, zijn komplete boeken geschreven. Het is dan ook niet mijn bedoeling alle facetten te belichten, maar een basis idee te geven hoe IP werkt en wat je er mee kunt. Dit zal wellicht ook een beter idee geven over waarom iets niet werkt.

2: TCP/IP & Subnetmasking


TCP/IP & Subnetmasking.

Hallo allemaal mijn naam Sigmar Angel van Magic-IT en vandaag gaan we het hebben over TCP/IP & Subnetmasking.
In de klas gaan we het hebben over de TCP/IP protocol en hoe je daarna Subnetwerken aanmaakt.
mensen gebruiken heel veel protocolen, mensen gebruiken TCP/IP, Mensen gebruiken IPX/SPX, Mensen gebruiken NETbui mensen gebruiken de meest recente protocolen die nu beschikbaar zijn.
Je hebt wel eens over TCP/IP versie 6 gehoord.. TCP/IP versie 6 is heel heel anders dan TCP/IP versie 4. Vandaag in de klas gaan we het hebben over TCP/IP versie 4
Bedankt voor het kijken van onze videos.

Chapter 1 : Uitleg TCP/IP

IP staat voor Iinternet Protocol, dit protocol staat toe dat twee computers met elkaar kunnen communiceren.
TCP staat voor Transmission Control Protocol, de basis van dit procces is de Windowing (de HandShake)

3: Uitleg Switches & Routers


Routering, hoe werkt dat

Als afstanden of het aantal stations te groot worden is het beter een router functie in het netwerk te plaatsen. Daarnaast kunnen routers het verkeer ook over andere typen netwerken transporteren (wanverbindingen bijvoorbeeld) met een andere DLC laag. Een meer uitgebreide uileg over de routeringsfunctie en wanneer we die kunnen inzetten valt hier buiten de scope van het verhaal. Hier zullen we ons primair focussen op hoe een router zijn beslissingen neemt zodat we begrijpen wat de verschillende instellingen doen.

Hoe kan een station een server vinden die zich achter een router bevindt?

Om deze vraag te beantwoorden, moeten we begrijpen hoe het samenspel tussen routers en werkstations en servers verloopt. Een van de functies van een router is er voor zorgen dat de broadcasts (o.a. voor ARP requests) zich niet door het hele netwerk kunnen verspreiden. Je kunt je voorstellen dat je PC geen tijd meer over zou houden voor normale zaken indien hij de ARP requests van alle stations op het hele internet (miljoenen pc's dus) voor zijn kiezen zou krijgen. Zo werkt het gelukkig ook niet bij een routeerbaar protocol.
Bij een routeerbaar protocol als IP hoeft een station slechts het mac-adres zijn lokale partners (op zijn eigen stukje ethernet = segment) op te zoeken en te onthouden. Bevindt degene die hij zoekt zich achter een router, dan hoeft het lokale station zijn data slechts af te leveren bij zijn "lokale" default gateway. Hij zal dus nog wel 1 ARP query uit moeten voeren om zijn default gateway te vinden. Dit samenspel vindt je schematisch terug in de volgende tekening.


Schematische weergave routering tussen 2 ethernet segmenten

Je begrijpt nu waarom je een default gateway nodig hebt om bijvoorbeeld bij de www.netwerkinformatie.com server te kunnen komen.

Hoe weet een station nu of zijn partner zich lokaal op zijn segment bevindt?

Hiervoor dient er op het station naast zijn IP-adres een netwerkmasker (een betere naam is subnetmasker) geconfigureerd te worden. Hoe werkt dit nu?

Stel we hebben te maken met werkstation 145.82.13.254, die opzoek is naar server 145.82.15.23. Bevinden deze zich op het zelfde segment?


Schematische weergave routering tussen 2 ethernet segmenten

De adressen lijken vrij aardig op elkaar, dus het zou kunnen. Toch kun je hier nog geen antwoord op geven, want je kent het subnetmaskers niet die op de werkstations gedefinieerd is. Stel het masker is voor beide stations 255.255.255.0, bevinden ze zich dan op het zelfde subnet?
Ook het subnetmasker bestaan net als het IP-adres uit een reeks binaire eenen en nullen. De positie (hoeveelheid) van de eenen bepalen het netwerk deel van het adres en het stuk van het IP-adres dat nog overblijft, de nullen laten zien welke ruimte er voor hosts (=stations) beschikbaar is op dat deel van het netwerk, verder subnet genoemd.
Nu gaan we bepalen of de bovengenoemde adressen zich op het zelfde subnet bevinden. Hiertoe dienen we de adressen en het masker binair uit te schrijven (de IP-stack vergelijkt dit immers ook op IP nivo).

Subnetmasker 255.255.255.0  11111111 11111111 11111111 00000000
De ip adressen
Station A    145.82.13.254  10010001 01010010 00001101 11111110
Station B    145.82.15.23   10010001 01010010 00001111 00010111

Het bepalen van de subnetten waarop de stations zich bevinden
Station A    145.82.13.254  10010001 01010010 00001101 00000000
Station B    145.82.15.23   10010001 01010010 00001111 00000000

Terug gerekend naar een decimale notering
             ip-adres       netwerk     subnet
Station A    145.82.13.254  145.82.0.0  145.82.13.0
Station B    145.82.15.23   145.82.0.0  145.82.15.0
We zien dus dat de beide stations zich wel op het zelfde (klasse B) netwerk bevinden, maar ook dat de beide stations zich op verschillende subnetten bevinden. Station A moet dus verkeer via zijn default gateway naar station B sturen. Het bovenstaande voorbeeld was op het blote oog ook nog wel te herleiden, aangezien het hostdeel precies op de punt begon.
Stel dat het masker 255.255.248.0 zou zijn? Liggen de beide stations dan op het zelfde subnet. We gaan de zaak weer uitschrijven.

Subnetmasker 255.255.248.0  11111111 11111111 11111000 00000000
De ip adressen
Station A    145.82.13.254  10010001 01010010 00001101 11111110
Station B    145.82.15.23   10010001 01010010 00001111 00010111

Het bepalen van de subnetten waarop de stations zich bevinden
Station A    145.82.13.254  10010001 01010010 00001000 00000000
Station B    145.82.15.23   10010001 01010010 00001000 00000000

Het bepalen van het laatste adres, het zgn. local broadcast adres
Station A    145.82.13.254  10010001 01010010 00001111 11111111
Station B    145.82.15.23   10010001 01010010 00001111 11111111

Terug gerekend naar een decimale notering
             ip-adres       netwerk     subnet      broadcast addr
Station A    145.82.13.254  145.82.0.0  145.82.8.0  145.82.15.255
Station B    145.82.15.23   145.82.0.0  145.82.8.0  145.82.15.255
Nu liggen de beide werkstations wel op het zelfde subnet. Je ziet nu ook duidelijker het nut van het binair uitschrijven van adressen om bijvoorbeeld het netwerk te bepalen en het laatste adres in dat netwerk, het broadcast adres. Het broadcast adres wordt gebruikt om bijvoorbeeld testframes, zgn. ping pakketjes, naar alle stations op dat subnet te sturen. Voor werkstations kunnen de adressen 145.82.8.1 tot en met 145.82.15.254 gebruikt worden, ruim 2000 adressen. Het volgende subnet (als we het zelfde masker zouden gebruiken, loopt van 145.82.16.0 tot en met 145.82.31.255

Hoe weet de defaultgateway (de router) nu waar hij de pakketjes van station Avoor station B naar toe moet sturen?

In tegenstelling tot de overige IP-stations, beschikt een router over tabellen (de router tabellen), waar per (sub)netwerk staat opgenomen waar hij de data voor dat specifieke (sub)netwerk naar toe moet sturen (naar welk ip-adres). We gaan in de het volgende voorbeeld weer uit van het eerst gekozen subnetmasker 255.255.255.0.

De router zal hierbij de volgende stappen doorlopen:

  1. Is het pakketje voormij bestemd? Ook een router heeft IP-adressen en je kunt bijvoorbeeld snmp berichten naar een router sturen om bepaalde beheers informatie op te vragen. Hij kent zijn eigen interface adressen en kan dus bepalen of het pakketje voor hem zelf bestemd is. Is dit niet het geval dan gaat hij verder met de volgende stap.
  2. Ken ik het netwerk lokaal? Is dit het geval, dan zal de router kijken of hij een ARP entry heeft voor station B in zijn ARP tabel. Is dit niet het geval, dan zal er een ARP request verstuurd worden voor het mac-adres van station B, waarna na een reply, de data verstuurd kan worden richting station B. Wat station B verder met de data doet (en of de data aankomt, dat weet de router niet, hij levert slechts een zgn. best-effort dienst.
    Ken de router het netwerk echter niet lokaal, dan gaat hij verder met de volgende stap.
  3. Heb ik een route naar het betreffende netwerk? In het eenvoudigste geval is in de configuratie van router A ingebracht (met een "route add ....." commando o.i.d.) dat het netwerk 145.82.15.0 zich ergens achter ip-node 2.1 bevindt. Kent hij het netwerk en heeft hij de laag 2 (mac) info al, dan kan hij het pakketje direkt doorsturen. In het geval van een seriele verbinding is de laag 2 verbinding in principe reeds bij het opzetten van de verbinding gemaakt.
  4. Indien en geen specifieke route aanwezig is, is er wellicht een default route aanwezig. Deze route wordt gebruikt voor alle bestemmingen waarvoor op een andere manier geen route te vinden is.
  5. Lukt ook dit niet, dan zal de router naar het werkstation een zgn. ICMP pakketje sturen met de informatie "network unreachable", wat zoveel betekend, ik kan het netwerk niet vinden en heb het pakketje in de bittenbak gegooid.
Vervolgens worden deze stappan ook door de opvolgende routers doorlopen, totdat het netwerk gevonden is waarop station B zich bevindt.
Router A zal de data naar router B sturen, die de data weer doorstuurt naar router D. Router C krijgt het pakketje normaal gesproken nooit te zien, immers dan zou het pakketje een omweg maken.

Herroutering en de opbouw van route tabellen.

Stel nu dat de verbinding tussen router B en D uitvalt. Indien routes met de hand gedefinieerd zouden zijn, ziet router B dat hij het pakketje niet verder kan sturen richting D, hij weet echter niet dat er een alternatieve verbinding bestaat via router C. Dat is hem immers nooit vertelt.
Dit probleem is op te lossen door de routers "dynamisch" route informatie te laten uitwisselen d.m.v. een routing protocol. Dit heeft als bijkomend voordeel dat op het moment dat er een netwerk (lees interface met een ip-add en masker) aan een router wordt toegevoegd, dit niet meer op alle individuele routers gedefinieerd hoeft te worden. Afhankelijk van het gebruikte protocol kunnen vaste (overal de zelfde (bijv RIP)) of variabele (met per subnet verschillende hoeveelheden hosts (bijv OSPF)) gedefinieerd worden.

4: Troubleshooting Methode



5: Fysieke Segmentatie







facebook  -  linkedin  -  twitter  -  google plus